14 Juli 2007
De rit naar Gent. Deze stond met grote letters in het boek van Quick Step. Als hier gewonnen zou worden zou de hele Tour, zoniet het hele seizoen goed zijn. Toch stond er niet al teveel druk op de ploeg die ochtend voor de start. Of tenminste was dat niet te voelen. Na de eerste etappe vielen er ook geen zware woorden van kritiek. Er was hooguit overleg over wat er beter moest. En die ochtend liet Tom zien dat hij een grote meneer is geworden. Een jong bevlogen riep broekie ooit; ‘Iemand moet Petacchi en Zabel toch kloppen’. Het zou nog een jaar duren voor het zover was, maar hij kwam er. En nu, de ochtend van de etappe naar Gent, zei hij resoluut tijdens de bespreking wat er moest gebeuren. De taken waren duidelijk, het moest alleen nog uitgevoerd worden. En dat is altijd moeilijk in de Tour. Veel moeilijker dan in andere koersen.
Op 40 km voor de finish kreeg ik het sein om te gaan rijden voor de massasprint. Tot op 5 km van de finish. Daarna moest de rest het doen. De trein was daar, en zoals Tom had gezegd. Met hoge snelheid, vooral belangrijk om McEwen niet te kunnen laten springen als een kangeroe, zijn kwaliteit, van achter uit. De finish liep omhoog en dus moest Gert Steegmans zorgen dat hij vol de helling zou opsprinten, zodat Tom niet hoefde te versnellen op de klim.
De finale liep echt perfect. Zelfs zo perfect dat Tom terecht opmerkte in het hotel dat hij overbodig was. Steegmans trok door top bovenop het hellinkje. Maar had zoveel snelheid dat Tom er niet meer overheen kon komen. De rest was al uit het wiel gesprint. 1 en 2. Beter kan niet. Wat een geweldige overwinning van de ploeg. De mooiste in de afgelopen tour jaren en daarmee is de tour geslaagd. Maar moeten we nu rivaliteit binnen de ploeg verwachten? Nee, daar is Tom nu een te grote meneer voor. Het is een kadoo, maar wel afgedwongen. Met dank aan Tom en de rest van de ploeg. Morgen zal Gert nog een trapje harder kunnen rijden om Tom naar de overwinning te leiden. Tom, een Grote Meneer, maar geen machine.