07 Februari 2011
Het is maar goed dat ik wielrenner ben
Het is nog geen 7 uur in de morgen en we zitten in de bus op weg naar het vliegveld om huiswaarts te keren van ons trainingskamp in Mojacar. Een vruchtbaar trainingskamp waar ik twee belangrijke dingen heb geleerd.
In december in Nederland blijven trainen is niet slecht. De afgelopen weken heb ik ongeveer iedereen moeten uitleggen dat ik niet op trainingskamp ben geweest in december. Je moest je haast gaan verantwoorden. Nog geen 20 jaar geleden was het heel normaal als je pas in februari je fiets weer uit de schuur haalde.
We zijn doorgeslagen met z’n allen. De meesten hebben er al twee of drie weken trainingskamp opzitten alvorens ze op trainingskamp met de ploeg gaan. Terwijl de meesten na een aantal weken trainen al op hun top zitten. Het was voor mij dan ook een bewuste keuze om in december niet op trainingskamp te gaan. En ik ben er blij om. Ik heb heerlijk door de sneeuw kunnen trappen met Laurens en hoewel het meer funbiken was dan trainen wellicht is de kracht die we moesten leveren om uberhaupt bij het Hijgend Hert te komen door centimeters sneeuw voldoende om een stevige basis te leggen. Dit is direct te zien in de uitslag van Laurens in Tour Down Under. En zelf merkte ik dat de duur geen enkel probleem was en ik me zelfs beter voelde dan andere jaren na lange trainingen.. Alleen de intensieve belasting was in het begin nog even wennen, maar in de tweede trainingssessie was dit ook geen probleem meer. En tijdens de testen op onze vaste klim hier bleek dat mijn conditie hetzelfde was als andere jaren.
Daarnaast lag ik op een dag op tafel toen de dokter binnenkwam en mij verwittigde van iets dat ik vergeten was. Ik ben inmiddels vergeten wat dat was, maar dat is ook niet belangrijk waarschijnlijk. Is dat het wel dan hoor ik het vast nog wel een keer. Echter kwam ik hierdoor op een theorie die ik maar meteen uit de doeken heb gedaan. ‘Dion, het spijt me, maar ik ben het slachtoffer van het huidige tijdperk.’ De overloop aan informatie kan mijn brein niet meer aan en ik raak daardoor regelmatig in de war. Mijn hoofd zit gewoon zo vol met informatie dat ik veel dingen simpelweg vergeet’. Dion kon hierin zeker meegaan en de rest die op dat moment in de kamer stonden konden dit ook zeker beamen. Uiteraard was de toon lachend, maar ik meende het wel. Ik zou de vergelijking wel willen treffen met ik als kind en Roos. Toen ik kind was had ik 1 of 2 spelletjes of puzzels. Die stonden op een vaste plek en waren ook compleet. Als je ooit een stukje of onderdeeltje kwijt was wist je waar deze vandaan kwamen en zo hield je alles bij elkaar (mijn moeder dan, want waarschijnlijk was ik in aanleg al slordig). Nu heb ik Roos soms aan de lijn en die vraagt me dan waar een puzzelstukje van die is of een dobbelsteen van zus. Ondertussen heeft zij 20 puzzels en 20 spelletjes en begin maar met zoeken naar de juiste puzzel als je ooit een verloren stukje vindt. Je zou er onderhand een dagtaak van kunnen maken. Meer dan de helft van Roos haar speelgoed staat op zolder of ik de garage of in de kelder. Ik kom het onderhand overal tegen. Het speelgoed waar ze mee speelt is redelijk vaak incompleet hoe goed we ons daar ook proberen voor te bewaken. (we zijn dan ook 5 keer verhuisd in drie jaar, vroeger deed men dat in……) Zo voelt mijn brein ook een beetje.
In het begin van de vorige eeuw kreeg de mens in heel zijn leven de hoeveelheid informatie te verwerken die nu dagelijks in de New York Times staat. Dat verdubbelde eens in de 30 jaar en dat tijdsbestek werd steeds kleiner. De komst van internet heeft de informatie stroom versneld en tegenwoordig wordt de hoeveelheid informatie die je krijgt toegespeeld elk jaar verdubbeld. Ons brein kan deze versnelling niet meer aan en ergens houdt het een keer op.
Zo weet mijn broer waarschjnlijk nog precies wat we op 23 oktober 1994 deden, of 12 november 2001. Geen idee. Als Vera de eerste deuntjes van een liedje op de radio hoort begint ze luid mee te zingen. Grote kans dat ik het liedje niet eens ken en mocht dat wel het geval zijn dan heb ik toch enige tijd nodig om hem te herkennen. Noem een naam van een liedje uit de jaren 90 en ze zegt de naam van de artiest er vloeiend achteraan. Ook al ken ik het liedje, de naam zegt me dan niks. Nee, aan televisie quizjes moet je mij niet mee laten doen. Vraag je me op deze ochtend de aandelen koers van Jinkosolar en GT solar, dan zeg ik: 27,43 en 11,22. Het slaat nergens op.
Als kind stond er altijd op mijn rapport ‘leergierig’. Als middelbaar scholier haakte ik af en specialiseerde ik me in raamstaren. De fiets bracht me naar nieuwe plekken, omdat ik graag dingen ontdekte, en stop daar een portie talent, wilskracht en doorzettingsvermogen bij en een carriere is geboren. Het was geen droom om profwielrenner te worden, maar een droom om naar andere plekken te gaan en andere dingen te doen.
Nu komt er ook tijdens het fietsen ontzettend veel informatie op je af, maar dit kun je beperken door vaak hetzelfde rondje te fietsen. Iets wat de gemiddelde wielrenner maar wat graag doet. En hoe ouder ik wordt hoe prettiger ik dat zelf vind.
Gisteren regende het en de training werd afgelast. Iedereen sprong meteen op de roller in een donker hok. De gedachte hieraan kwelt me al en ik bleef op mijn kamer. In het boek van Geert Noels, Econoschock, las ik het volgende;
De informatielawine waar de ICT voor heeft gezorgd is niet alleen ongezond, maar zorgt er ook voor dat we minder goede beslissingen nemen. Ons IQ gaat er door achteruit en de concentratie wordt slechter. Vooral voor mannen is dit een probleem. Vooral de wildgroei van informatie op het net neemt problematische proporties aan. Bam! Je noemt iets en een twee dagen later lees je het.
(Zo zat ik laatst te dromen over een systeem waardoor zonnepanelen de hele dag loodrecht tegenover de zon zouden staan, twee dagen later lees ik dat zo’n bedrijf bestaat en is overgenomen door een grote speler. Ik bedenk samen met Vera dat we een Albert Heijn in Belgie moeten beginnen en een week later hoor ik van de plannen van AH.)
Even later leek het iets op te drogen en trok ik mijn kleren aan. Lekker een rondje in mijn eentje. Na een aantal kilometers duik ik links een smal weggetje op. Een klim leidt me steeds hoger. Uiteindelijk sta ik op de top van een berg op een godverlaten weggetje. De meeste huizen die ik onderweg ben tegen gekomen zijn verworden tot ruines. Heerlijk, rust. De enige informatie die op me af komt is het suizen van de wind en het overzicht op de wereld beneden me.
Als ik mijn weg vervolg begint het weer te regenen en moet ik op een vreselijk steil nat en glad weggetje zonder vangrails naar beneden, mijn remmen zijn door zand en water net sterk genoeg om mijn snelheid te behouden, maar verminderen is moeilijker. ‘Als ik hier nu val vind niemand me ooit nog terug, gaat er door mijn hoofd’ als ik naar beneden kijk. Niet veel later zie ik 100 m voor me een gigantische hond op de weg staan die me rustig opwacht. Nu had ik de omgeving al vergeleken met die van Peru, en daaraan denken komt het beeld van de ‘teritorial dogs’ terug. Dus met de schrik in mijn lijf knijp ik mijn remmen helemaal dicht en kom met moeite tot stilstand. Naast hem staat een klein hondje enorm te blaffen.
Stenen genoeg om me heen, maar fietsen met twee handen remmen en stenen gooien gaat niet lukken. Dus zit er niks anders op dan te wachten in de regen. Mezelf vervloekend dat ik weer niet gewoon normaal op de grote weg kon blijven. Ik moest weer zo nodig op zoek naar iets nieuws. Na een kleine 10 min druipen de honden af. Gelukkig hebben ze minder geduld dan ik.
Terug in het hotel voel ik echter de energie door mijn lichaam stromen. En vol energie duik ik achter mijn computer op zoek naar informatie over allerlei onbelangrijke dingen. Een poging om te slapen wordt afgekapt om mijn boek weer op te pakken….. ‘een overbelasting door informatie kan de concentratie evenveel doen verminderen als een verkwikkende nachtrust’. Verdomme gaat er door mij heen. Hoe vaak lig ik ’s nachts wakker dat er allerlei informatie door mijn hoofd gaat.
Mijn eigen conclusie is toch enigszins bevredigend. Gelukkig ben ik wielrenner. Minimaal 6 uur per dag gaat er slechts de gedachte aan pijn in de benen, eten en drinken door mijn hoofd, daarnaast wordt hooguit de opzogen informatie van de laatste dag een keer herkauwd. Vera zegt me wel eens, jij kan niet functioneren in de normale maatschappij. Uiteraard zegt ze dat met een lach, maar ik denk dat ze gelijk heeft. Ik loop nu al tegen het plafond qua informatie. Als ik ooit stop met wielrennen wordt ik gewoon huisman. En als de kinderen naar school zijn beperk ik me dan tot raamstaren. Daar komen goede ideeen van hoorde ik eens de oprichter van Nu.nl zeggen op een congres waar ik zelf ook moest spreken.
En in de overload van informatie zijn de vrouwen uiteindelijk de winnaars door het filterende vermogen lijkt me. Dus ik denk dat meer mannen deze keuze zouden moeten maken. Misschien wordt dat wel de volgende shock Geert Noels. De vrouwenshock. Een economie waar vrouwen de dienst uitmaken…… Ik dwaal al weer af.