Bram Tankink, the official website


klimtijdrit

06 Juni 2011 De geest van een mens maakt rare sprongen. Neem de klimtijdrit na de rustdag. Ik had tot dan toe een super Giro. Ik ga van start met het idee lekker en hard te rijden. Je moet toch omhoog en zoiets als rustig omhoog fietsen met een tijdslimiet hijgend in je nek bestaat niet. Voor de tijdrit komt de ploegleider bij me met een korte beschrijving van het parcours. Eerste stuk naar beneden, dan km omhoog en dan stuk vlak. ‘Stef reed daar zeker 50.’ Na mijn vertrek, speer ik dat klimmetje op en op het vlakke stuk kijk ik op mijn teller. 44, 45, 46, auw, tandje terug 44. Bij het tussenpunt zie ik dat ik al 40! sec achterstand heb. Oei, en dat terwijl ik mezelf heel hard hoor hijgen. Ik draai de klim op en probeer ritme te vinden, maar mijn ademhaling krijg ik niet onder controle. Een goede tijdrit loopt vaak slecht voor je gevoel hou ik me voor. Op 6 km voor de top komt degene die een minuut achter me gestart is voorbij dansen, de tred van mij heeft inmiddels de noemer ‘harken’ bereikt. Op dat moment geef ik het op. Echter die berg blijkt toch wel erg stijl te zijn en van lekker fietsen is dus totaal geen sprake. Op 3 kilometer voor de top vliegt de volgende mij voorbij. Eindtijd 34min en een hoop seconden. Terwijl mijn lichamelijke kookpunt niet ver verwijdert is vraagt een journalist aan mij. ‘Hoe ging het?’ ‘Heb je mijn eindtijd gezien?’ ‘Nee, maar rustdagje?’ Dat is het moment dat de deksel op de pan begint te klapperen. ‘Heb je zelf al eens 3 weken door Italie gefietst 200km en 40km per uur per dag gemiddeld?’ ‘Nee.’ ‘Vraag dat dan niet!’ Bij terugkomst in het hotel blijkt dat er 2 langzamer dan ik omhoog gefietst zijn. Waarschijnlijk ziek of pech. Ploeggenoten die de hele week vrees hebben gehad op tijd binnen te zijn rijden 2 min sneller. Wat is dat toch? Zo slecht voel ik me niet. De ostheopaat komt wel met een aantal mankementen, maar dat is niet meer dan normaal na 2 weken afzien. Aan tafel ’s avonds kunnen kan ik er weer uitgebreid om lachen. Maar met lichte vrees ga ik de volgende dag in. Echter op de laatste klim rij ik er een hoop voorbij die mij de dag ervoor gemakkelijk ingehaald zouden hebben. Een dag later kom ik na veel pogingen in de kopgroep met alleen maar goede renners. Mijn conclusie. Geest en lichaam zijn het dus blijkbaar niet altijd met elkaar eens ook al denk je van wel. Afzien is voor elke renner anders en pijn in je benen is blijkbaar een relatief begrip. Dat is het mooie van topsport. Je moet echter telkens jezelf weer bij elkaar rapen en er voor gaan. Dat heb ik in 11 profsport geleerd. Laat je nooit leiden door een zwak moment.